Meng de bloem, de gist, de boter, 1 ei, de melk en de suiker in een grote kom en kneed er een soepel deeg van.
Leg het deeg in een kom die je licht hebt ingevet met olie en dek deze af met een theedoek.
Laat het deeg op een warme plek tenminste 1 uur rijzen tot het in omvang verdubbeld is.
Verdeel het deeg daarna in twaalf gelijke stukken en rol ieder stukje uit tot een rol van zo’n 30 centimeter.
Maak de broodjes door steeds twee rolletjes te nemen en deze om elkaar heen te draaien. Draai de uiteinde naar elkaar toe en zorg daarbij dat het punt waar ze samen komen een beetje verstopt zit onder het deeg. Je hebt nu zes ‘ringen’ van brood.
Leg de broodjes op een met bakpapier beklede bakplaat. Prik in zes eieren een gaatje met een eierprikker en leg ze in de holletjes van de broodjes. Dek het geheel af met huishoudfolie dat je een beetje hebt ingevet en laat ze weer een uur rijzen op een warme plek.
Verwarm de oven voor tot 240°.
Klop het laatste ei los en kwast de broodjes ermee in.
Bak de broodjes in 10 minuten af in de oven. Medium eieren zijn dan hardgekookt. Grotere eieren zijn waarschijnlijk nog iets zachter.
Versier de broodjes eventueel met wat vruchtenhagel en serveer ze terwijl ze nog warm zijn.